1.1 De plaats van het strafrecht
1.1.1 Algemeen
Noot @ BOA’S welke louter een korte cursus hebben gehad ter naslagwerk;
Wanneer u met het strafrecht werkt, bent u bezig met recht toepassen dat het meest vergaand in het persoonlijke leven van de mens ingrijpt. Iemand kan in zijn vermogen worden aangetast (geldstraf) en kan zelfs van zijn vrijheid worden beroofd (aanhouding, gevangenisstraf). Het spreekt vanzelf dat dit niet op lichtvaardige wijze kan gebeuren en daarom is het toepassen van dit recht aan zeer strikte regels gebonden.
Als u zich niet aan deze strikte regels houdt, heeft dit vaak ernstige gevolgen. Zo kan het gebeuren dat u uw werk voor niets heeft gedaan, omdat de rest van de procedure ongeldig is geworden (het bewijs is op onrechtmatige wijze verkregen). Ook kan het voorkomen, en dat is ernstiger, dat u zich zelf schuldig maakt aan een strafbaar feit. Het is daarom belangrijk dat u steeds goed op de hoogte bent van de geldende regels en u daaraan houdt.
De belangrijkste bepalingen waar u bij het toepassen van het strafrecht mee te maken krijgt, zijn:
- twee internationale verdragen waarin de rechten van de mens tegen bepaald overheidsoptreden zijn verankerd:
- het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden;
- het Internationale Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten;
- de bepalingen uit de Grondwet;
- de bepalingen uit het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht en bepalingen uit bijzondere wetten.
Met name gaat het dan om de volgende rechten:
- Ieder heeft recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer.
- Ieder heeft recht op onaantastbaarheid van zijn lichaam.
- Ieder heeft er recht op dat zijn woning niet tegen zijn wil wordt betreden.
- Niemand kan van zijn vrijheid worden beroofd.
- Nemo tenetur beginsel.
Deze grondwettelijke bescherming kan alleen bij of krachtens de wet worden doorbroken. Dit betekent dus dat er altijd een wet moet zijn die de bevoegdheid regelt om de bescherming te doorbreken.